Beheerst weldenkend

NRC Handelsblad - 1 februari 2003

Nederland blijft een land van moralisten en theologen, altijd op zoek naar een nieuwe duivel. Het aanwijzen van een duivel moet er voor zorgen dat zijzelf, hoezeer ze vandaag ook opvattingen huldigen die ze gisteren nog hekelden, altijd in de groep der engelen blijven.

De LPF is de nieuwe duivel, en het is geoorloofd om een ander tot aanhanger van Belzebub te verklaren, hoe zwak of onjuist de aanwijzingen van ketterij ook zijn.

Dat is mijn conclusie na het lezen van de column ‘Beheerst weldenkend’ van Elsbeth Etty in Z van vorige week. Die ging voor de helft over mijn artikel in de Volkskrant over de ‘ideologische veldslag’ tussen Amsterdam en Rotterdam.

Drie opmerkingen hierover:

– In deze tijd van service aan de lezer is het te gemakkelijk zo maar wat te citeren uit een stuk (en de reacties erop) dat in een andere krant is verschenen. Verwijs dan gewoon naar de website van die krant of naar mijn eigen website (beunders.com) waarop al mijn artikelen te lezen zijn.

– In mijn artikel noemde ik de LPF een Zuidhollandse, ja Rotterdamse beweging, iets wat Jan Blokker ook al had geschreven, zonder dat hier commentaar op kwam – en gaf enkele namen van bekende Rotterdammeers die een deel van Fortuyns gedachtegoed deelden. Die kennis ontleende ik onder andere aan het artikel van Paul Andersson Toussaint, ‘De Rotterdamse grachtengordel’ in M van januari. De genoemden reageerden als door een wesp gestoken. Zij haastten zich te verklaren dat ze niet op de LPF hadden gestemd, of dat ik hun onafhankelijkheid in twijfel had getrokken. Noch het een, noch het ander was het geval. Ik schreef niet dat ze op de LPF hadden gestemd, alleen dat ze in 2002 sympahtie toonden voor Fortuyn en zijn LPF, meer niet. Voor collega Van Schendelen en Haasbroek geldt hetzelfde als voor mijzelf: het feit dat wij een adviesklus hebben gedaan of een door de LPF geinitieerd congres hebben voorgezeten, doet aan onze onafhankelijkeid niets af. Ik trek de onafhankelijkheid van de hoofdredacteuren, columnisten (inclusief Etty), presentatoren en komedianten die merendeels zeggen links te stemmen – zie HP/De Tijd van 24 januari – toch ook niet in twijfel?

Hier ligt precies het verschil: quod licet iovi, non licet bovi, wat links mag, mag niet-links niet. Dan ben je ‘besmet’, zeker in het Nederland dat de LPF heeft afgestraft en de PvdA heeft hersteld als hoofdrolspeler. Nu is de behoefte bij hen die wel iets zagen in de doorbraak-gedachten van Fortuyn blijkbaar enorm om te doen alsof ze er nooit wat in hadden gezien. Uit angst voor de beschuldiging fout te zijn geweest in de oorlog? Als die angst her resultaat is van de ‘normalisering’ van 22 januari, dan mogen we ons afvragen wat de belofte van Bos om het debat te blijven zoeken en de politiek te vernieuwen waard is. Dit conformisme is alarmerend.

Het meest verbaasd ben ik erover dat zovele intelligente mensen vorig jaar liever een nieuwe duivel creeerden dan de LPF-eis van de gekozen burgemeester, opgenomen in het Strategisch Akkoord, te ondersteunen – een van de redenen van mijn sympathie. Deze vernieuwing van het aftandse politieke stelsel lag binnen handbereik, maar kon na de formatie in de toenemende LPF-chaos door CDA en VVD zonder moeite weer onder het tapijt worden gemoffeld. Wie echt politieke vernieuwing wil zal nog met spijt terugdenken aan deze gemiste kans.

– Etty is het uiteindelijk eens met mijn analyse dat de werkelijke strijd niet gaat tussen PvdA en CDA/VVD maar ‘ideologisch tussen het fortuynisme en anti-fortuynisme’, tussen ‘emotie en beheerste weldenkendheid’. Aan die erkenning moesten wel kwalificaties, even onheus als duivels, voorafgaan (‘LPF-adviseur’, ‘geleerde LPF-strateeg’) en schimpscheuten (‘lachspieren’, ‘hoon’, ‘dwaas’, ‘fantast’) om haar lezers errvan te overtuigen dat mijn analyse niet maar ikzelf wel zo ‘fout’ ben als maar kan. Nu ben ik dat van Elsbeth Etty gewend. Ze begon ermee vlak na mijn aantreden als hoogleraar eind 1990, toen ze als redacteur Opinie een artikel over Adriaan van Dis zo wist in te korten dat mijn oproep tot discussie over journalistieke bronvermelding gelezen werd als een aanval op Van Dis, zodat ze daarna mij met veel bombarie pot- en ketelverwijten kon maken. Sindsdien is het elk jaar raak. Altijd weet ze wel wat te vinden – handig met tekst is Etty zeker gebleven  – zonder iets fundamenteels tegen mijn analyses te kunnen inbrengen. Wat haar eigen opinies zijn is me intussen niet meer geheel duidelijk, behalve dat die altijd engelachtig zijn. Hoe dan ook, voor Etty geldt, denk ik, het aloude gezegde dat iemand gemakkelijker van geloof kan veranderen dan van karakter.

Tot slot: omdat we nu dus het koperen jubileum vieren van ‘Beunders bashing’ door Elsbeth Etty, lijkt me de Fortuyn-kwestie een geschikt moment om haar uit te dagen tot een openbaar debat over haar en mijn opinies in deze jubileum-periode  – zeg maar tussen de hereniging van Duitsland en de verkiezingen van 2003. Dan mogen de toehoorders zelf vaststellen wat haar en mijn opinies waard waren, en wie er ‘emotioneel’ is, en wie ‘beheerst weldenkend’.