The medium is not the message

NRC Handelsblad, Opinie - 5 mei 2002

Alle geklaag over de verwording van de politiek tot entertainment slaat de plank mis. In tijden van frustratie en verwarring, en verlangen naar verandering, geeft altijd de boodschap de doorslag, niet de media die deze verspreiden. Het is de behoefte aan een duidelijke en opwekkende boodschap die geprojecteerd wordt in de persoon die deze verkondigt.

Ook als er helemaal geen profeet voorhanden is, kan de revolutie uitbreken. De DDR liep in 1989 gewoon leeg als een ballon, pas daarna begonnen de Oostduitsers in Helmut Kohl de verlosser te zien. En zijn boodschap was een soundbite: Wiedervereinigung, blühende Landschaften. Kohl bezat geen gram charisma zoals zijn tegenstander Willy Brandt, en toch won Kohl. Hetzelfde gold eerder voor Margaret Thatcher en later voor ‘winnaars’ als George Bush jr. en Le Pen: onwaarschijnlijke figuren die eerder ondanks dan dankzij hun eigen persoonlijkheid triomfen wisten te boeken.

In verwarrende tijden moet de boodschap een soundbite zijn, en tegelijkertijd de deur openen naar een samenhangende toekomstvisie. ‘It’s the economy, stupid!’ riep iemand uit een Amerikaans provinciestadje, en hij won. Toegegeven, Clinton was meer dan een boodschap. Hij liet zien wat voor ongekende aantrekkingskracht uitgeoefend kan worden als de boodschap ook nog vertolkt wordt door een fascinerende persoonlijkheid. Na Colijn, Drees en Den Uyl beleven we die tijd ook weer in Nederland met de komeetverschijning van Fortuyn.

Het is waar. De meeste gevestigde politici en commentatoren reageren nog altijd als een kudde gnoes in paniek op alles wat de nieuwe messias roept. In paniek maken ze zich slaaf van de media, en degraderen zich tot de verschrompelde versie van de gnoe, lemmingen die zich door gebrek aan lef, boodschap en persoonlijkheid in de afgrond van de publiciteit storten. Een heldhaftige daad is nergens te bekennen – een ‘front populair’ oprichten bijvoorbeeld – en zo zou het kunnen geschieden dat in de platgeslagen polderdemocratie de man die op een molshoop gaat staan de grootste wordt. De kracht van de polderconsensus is door partijpolitieke zelfgenoegzaamheid en de ego’s van de lijsttrekkers veranderd in zijn eigen nachtmerrie: ‘getrennt marchieren, vereint geschlagen’.

Het is veel te gemakkelijk om alle verwarring aan de commerciële, ongeduld opwekkende mediacultuur te wijten. Deze kritici herhalen op povere wijze wat Johan Huizinga al in 1935 In de schaduwen van morgen schreef: ‘De oogenblikkelijke publiciteit, aangezet door mercantiel-sensationeele strekking, blaast een eenvoudig verschil van standpunt op tot een nationale hallucinatie. De denkbeelden van den dag eischen werking à la minute, terwijl de groote ideeën in deze wereld altijd zeer langzaam zijn doorgedrongen. Als asphalt- en benzinegeur boven de steden, hangt over de wereld een wolk van woordenkraam’. Wat we nu beleven is het doordringen van de ‘groote ideeën’ naar de oppervlakte, verwoord en gepresenteerd door de fascinerende Fortuyn, de Nederlandse opvolger van Ronald Reagan en Bill Clinton.

Fascinatie is een mengeling van bewondering, afgunst én afkeer. Fascinatie is ‘geboeid’ worden, in positieve en negatieve betekenis.  Fascinatie, charisma, het gaat altijd om én-én. Veel charismatische leiders laten een ongrijpbare figuur zien: de eenzame, gekwelde of achtergestelde die niet eens mooi hoeft te zijn. Maar wel voorzien van ogen vol vuur, wijsheid en droefenis. En een stemgeluid waarin tegelijkertijd aanklacht, eis en belofte te horen is. Zoals Sebastian Haffner eens schreef over zijn politieke idool in de Weimar Republiek, Walther Rathenau, ligt in dit ‘tegelijkertijd’ hun aantrekkingskracht: nuchter én fantastisch, gedeillusioneerd én opwekkend, sceptisch én vol vertrouwen.

Dit soms dubbelzinnige, soms tegenstrijdige maar altijd bonte beeld oefent die grote aantrekkingskracht uit op ‘de massa’. En ik haast mij over ‘de massa’ de massapsychologische zelfkennis toe te voegen: ‘tot de massa die u zo veracht, behoort altijd één meer dan u dacht’. Wat Haffner over Rathenau’s aantrekkingskracht schreef, gold voor alle grote historische figuren waarvan we de naam onthouden hebben: ‘de massa reageert het sterkst op degene die het minst op haar lijkt. Normaalheid, tezamen met deskundigheid, kan populair maken: maar peilloze liefde en peilloze haat, adoratie en vervloeking is slechts de buitengewoon abnormale, voor de massa geheel onbereikbare man beschoren, of hij nu ver boven of ver onder haar staat’.

In tijden van grote behoefte aan een messias met ‘groote ideeën’, doet het er niet veel toe wat voor media er beschikbaar zijn. Een revolutionaire boodschap gaat ook zonder technische media ‘door de lucht’, als een virus, zoals tegelijkertijd overal in Europa uitbrekende boerenopstanden en revoluties in het verleden hebben aangetoond, en zoals nu de ‘ruk naar rechts’ in Europa bewijst. De media zijn nu misschien nog een graadje commerciëler en hijgeriger, maar niet wezenlijk anders dan in 1994 toen de sociaal-democratie de wind in de zeilen kreeg. Meer dan de stuurmanskunst of de vorm van het zeil is het de wind die de boot naar voren jaagt.

Dat een derde tot de helft van het electoraat nog niet zegt te weten op wie men gaat stemmen, bewijst niet alleen dat acht jaar paars een samenleving heeft achtergelaten die in politiek én moreel opzicht ‘all sail, no anchor’ is geworden. Maar ook de stelling: the medium is not the message. Veel kiezers zijn overtuigd en opgelucht dat eindelijk een man is opgestaan die zegt wat zij denken. Maar niet minder kiezers lijken te vechten tegen de groeiende verleiding om in de ban te raken van de fascinerende Fortuyn. Men spartelt, verzet zich, maar vindt nauwelijks nog een strohalm om zich aan vast te grijpen. De verwarring, de angst voor de gevolgen én de schaamte uit te komen voor hun fascinatie en afnemende verzet is overal in het land zichtbaar, en wel in het onzichtbare: van alle uitgedeelde partijaffiches hangt er nauwelijks een voor de ramen. Men bidt, vecht, hoopt en verwondert.

Fortuyn mag een conjuncturele hype zijn, maar conjunctuur en Kondratieff vallen wel samen. We beleven niet alleen het einde van de sociaal-liberale hoogcunjunctuur, maar het einde van het tijdperk van verlammende politiek-bestuurlijke symbiose en verplicht politiek correct denken over de multiculturele samenleving. Iedereen zou blij moeten zijn dat de democratie eindelijk weer leeft, en dat ‘de massa’ nog niet zo lamgeslagen is om geen betere toekomst voor zich op te eisen. Sommige van de huidige regenten, de rebellen van gisteren, roepen nu om het hardst dat Nederland onbestuurbaar wordt, ja, dat een ‘republiek van Weimar’ nakende is. Het is waar, ‘Amerikaanse toestanden’ hebben we nu in de media, maar ‘Italiaanse toestanden’ in de politiek zijn vrijwel uitgesloten. Fortuyn vertegenwoordigt alleen zichzelf en een idee. Hij bezit niet meer dan een riant hoekhuis op een rustig pleintje in Rotterdam, aan de rand van een van de allochtonenwijken, en een optrekje in Italië. Fortuyn is eerder een arme Clinton dan een gevaarlijk machtige tycoon Berlusconi. Zolang de huidige koorts onder de kiezers niet omslaat in de daadwerkelijke behoefte er eens flink op los te slaan, is Nederland gediend bij de wederopstanding van de politiek.

Alle gemopper over ‘de verwende kiezer’ slaat tenslotte helemaal de plank mis. De mensen willen een visie, geen vermanend vingertje dat ze het nog nooit zo goed hebben gehad en dat hun leven zonder alternatief is. Politiek gesproken ligt het alternatief voor het grijpen: een tot op zekere hoogte extraparlementair zakenkabinet, met vakministers die de nu door iedereen geëiste daadkracht aan de dag leggen. Voor de paarse partijen, maar eigenlijk voor het hele politieke establishment, zou zo’n breuk met het verleden goed zijn. Alleen zo kan men loskomen van de desastreuze erfenis van paars. Die erfenis is politiek – poldermodel is poldermoeras geworden – maar niet minder moreel: het gebrek aan moed de feiten onder ogen te zien en te benoemen en het gebrek aan geestelijk leiderschap en grootse gebaren. Het discutabele aftreden van het kabinet-Kok over Srebrenica was dat niet. Daarom blijft Srebrenica het moreel corrumperend symbool van de ‘Ik sta hier met lege handen’-politiek over de eigen samenleving.

Dat de lijsttrekkers zichzelf tot slaaf maken van de media, zichzelf belachelijk maken in de Soundmixshow bewijst slechts hoe weinig zelfrespect en visie ze nog over hebben. En hoe weinig ze van oorlog, die verkiezingsstrijd is, begrijpen. Immers, van Machiavelli via Moltke tot Churchill hebben militaire theoretici deze waarheid onderstreept: ‘de kracht van de wapens is niet brute kracht maar geestelijke kracht’. De vertwijfeling van vele kiezers komt niet voort uit de boodschap van Fortuyn – die delen ze – of zijn uiterlijke verschijning – die vinden ze prikkelend en geestig – maar uit de vraag of hij wel over voldoende geestelijke kracht bezit. Dit is een vraag die over Balkenende niet wordt gesteld. Dat beide figuren aanvankelijk door het media-politieke establishment werden uitgelachen, maar nu favoriet zijn in de peilingen bewijst mijn stelling: the medium is not the message. Het is de overtuigend gebrachte boodschap zelf.