Bauhaus was niet altijd goed
De Duitse stijl van architectuur en design die bekend staat als ‘Bauhaus’ geldt als de bakermat van de moderne ‘international style’: het huis moet een ‘woonmachine’ zijn. Liefst helemaal wit, rechthoekige glazen ruiten van vloer tot plafond, net een plat dak erop, roestvrij stalen stoelen erbinnen, geen schilderij aan de muur. Veel wolkenkrabbers van na 1945 stralen deze ‘nieuwe zakelijkheid’ uit. Ook al gingen aan Bauhaus architecten als onze H.P. Berlage en in Amerika Frank Lloyd Wright voor.
Door het verbod in 1933 door de nazi’s van Bauhaus als ‘undeutsch’ geldt deze in 1919 opgerichte kunst-, design- en bouwacademie Bauhaus als heilig in Duitsland. Want: antinazi en modern, democratisch en ‘Weltoffen’.
Drie tentoonstellingen tegelijk in de geboortestad van Bauhaus, Weimar, worden nu voor het eerst kritische kanttekeningen geplaatst bij al die beroemde architecten en designers uit de school van Walter Gropius en Marcel Breuer. Menigeen gedroeg zich na 1933 namelijk niet zo antinazi als gedacht.
Sommige kunstenaars, zoals schrijvers, hebben geen Macht nodig om iets op papier te zetten, ze kunnen het zonder veel kosten ook zelf wel verspreiden. Architecten hebben Macht – lees: geld en faciliteiten, dus politiek – nodig om hun werk te realiseren/. Designers hebben fabrikanten nodig. Dat leidt tot compromissen, soms tot collaboratie met de machthebbers.
Kortom, Weimar is zeker nu een bezoek meer dan waard.
Link naar bron