Abu Ghraib was bewijs voor ‘onze martelingen’
de Volkskrant, Forum - 20 juni 2007
‘Onthulling militaire missies altijd fasegewijs’ Het martelbericht over ‘onze jongens’ in Irak blijkt onjuist. Beelden hadden nog meer impact gehad, menen Henri Beunders en Marjolein Vos.
De maandag als onjuist aangemerkte primeur die de Volkskrant op 17 november 2006 bracht (‘Nederlanders martelden Irakezen’), heeft één voordeel. De twee onderzoeksrapporten vormen samen wél, opnieuw, een onthullende röntgenfoto van het lichaam dat Defensie heet. Dat stuurde in juli 2003 1.100 soldaten halsoverkop, onvoorbereid en nauwelijks geoefend in samenwerking naar een gevaarlijk gebied in Irak. Dat ‘onze jongens’ het er nog zo goed van hebben afgebracht, mag een wonder heten. En de wijze van verhoren van die acht detainees mag, als we deze afzetten tegen de welhaast verordonneerde mishandeling door de Amerikanen van de gevangenen in Abu Ghraib, met een Olympische medaille van keurigheid beloond worden.Verder heeft de ‘primeur’ vooral nadelen opgeleverd, voor journalistiek én krijgsmacht. Met de kennis over de snelheid waarmee de cartooncrisis begin 2006 via internet door het Midden-Oosten ging, zou het de moeite waard zijn te onderzoeken hoeveel Afghanen Nederlandse soldaten sinds 17 november 2006 associëren met het woord ‘martelen’. De associatie met Abu Graib, zonder de bewijzen ervan, is de oorzaak dat dit door de pers onthulde schandaal nu tamelijk kreupel Nieuwspoort is uitgegaan, terwijl andere in het verleden door de media aangekaarte oorlogsmisdaden tot geruchtmakende rechtszaken en zelfs tot nationale trauma’s zijn uitgegroeid. Daar was alles al klaar en bewezen, alleen geheim gehouden door de overheid. Zoals de martelingen in de Abu Graib-gevangenis in 2004, ook in Irak. Of de massamoorden tijdens de politionele acties in Indonesië (1947-1948) en in het Zuid-Vietnamese dorp My Lai (1968), die beide in 1969 werden onthuld. Als we die vergelijken, ontwaren we een patroon in de fasegewijze onthulling, en de verschillende rol van de diverse media hierin.Zoals bekend verschenen vanaf 1946 veel kritische verslagen in de kranten over het platbranden van kampongs, ook soldatenbrieven: ‘bij het minste of geringste schieten wij erop los’. Vanaf 1949 kwamen er vanwege de commotie diverse commissies die de excessen moesten onderzoeken, maar ze werden voortijdig opgeheven of hun rapporten bleven geheim. Ja, er werd uiteindelijk wel het fiat gegeven voor een bronnenstudie. Toen oud-soldaat Joop Hueting vanaf midden jaren vijftig brieven over de oorlogsmisdaden aan kranten stuurde, weigerden deze ze te plaatsen. Pas in december 1968 drukte de Volkskrant een groot interview met hem af onder de kop: ‘En jullie schieten op alles wat beweegt – Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië’. Maar: er kwam nauwelijks een reactie. Die kwam wel toen Hueting hetzelfde vertelde voor de VARA-televisie, op 17 januari 1969. Daarna verschenen bijna vijfhonderd artikelen in landelijke dagbladen. Toen liepen de emoties hoog op. Reeds enkele weken later zegde premier Piet de Jong een onderzoek toe, dat later in De Excessennota uitmondde. Toen Loe de Jong eind jaren tachtig in zijn Epiloog van Het Koninkrijk een hard oordeel wilde vellen, waren de 170 duizend veteranen nog verontwaardigder en moest hij, zelfs hij, zijn harde oordeel bijstellen. Het bleef een nationaal trauma. Zo bezien is het opmerkelijk hoe weinig ‘mediakracht’ de huidige veteranen van al die vredesmissies – toch ook tienduizenden intussen – kunnen of willen ontwikkelen.Het was dus de krant die het Indonesiëschandaal aanzwengelde, maar de televisie die in 1969 ‘het publiek’ en ‘de politiek’ deed zwichten. Bij het bloedbad in My Lai en de misstanden in Abu Ghraib, waarbij de journalist Seymour Hersh tweemaal een hoofdrol speelde, was hetzelfde patroon zichtbaar. Dat wil zeggen dat hier, net als nu bij ‘ons Irak’, de belangrijkste aanjagende rol kwam van klokkenluiders in militaire kring zelf: militairen of stafleden bij Defensie die vonden dat de zaak niet in de haak was. Zij trokken aan de bel, schreven een rapportje, waarna een intern onderzoek werd gestart.In beide gevallen was de pers lange tijd niet erg alert als het ging om berichtgeving over Vietnam dan wel de gevangenissen in Irak. Militaire communiqués uit Vietnam werden vaak klakkeloos overgenomen, ook die over My Lai, waarin onzinnige dingen stonden en geen melding werd gemaakt over wat voor burgerslachtoffers ook. Maar er bestonden wel verslagen van een militaire verslaggever en diverse fotorolletjes van een militaire fotograaf. En het was een helikopterpiloot – die toevallig over het dorp vloog waar luitenant Calley en zijn maten juichend aan het moorden waren – die er een einde aan probeerde te maken en later rapport maakte. Dat leidde uiteindelijk tot een geheime krijgsraad in Amerika zelf. Pas toen kwam Hersh op de hoogte, mede omdat sommige ex-soldaten al tijden met hun verhaal en foto’s vergeefs bij kranten en Congresleden aan het leuren waren.Begin 2004 overhandigde het Internationale Rode Kruis een vertrouwelijk maar snoeihard rapport aan Washington over alle wreedheden die de VS in de gevangenissen begingen.Het was een Amerikaanse soldaat die in januari 2004 cd-roms met al die foto’s over de mishandelingen en wreedheden in Abu Ghraib overhandigde aan de criminele inlichtingendienst, waarna direct het eerste van meerdere interne onderzoeken werd begonnen. Seymour Hersh wist eind april de hand te leggen op het eerste officiële onderzoek, het Taguba-rapport, en op foto’s uit Abu Graib. Inmiddels had toen ook het CBS-programma 60 minutes II een aantal foto’s bemachtigd; het toonde deze twee dagen voor Hersh het online en later in The New Yorker Magazine zou publiceren.Het patroon van deze voorbeelden is dus ongeveer hetzelfde. Militairen zelf rapporteren de misstanden aan hun superieuren, er komt onderzoek dat vervolgens zo klein en geheim mogelijk wordt gehouden. Sommigen proberen hun verhaal daarna aan ‘de media’ te slijten, en slagen daar aanvankelijk niet in. Belangrijker: er is door het interne onderzoek én door militairen zelf veel bewijsmateriaal, van ooggetuigen en van fotografen. Destijds dankzij een ‘gewoon legerfotograaf’, tegenwoordig dankzij de bezitter van een mobiele telefoon met internetaansluiting.Het lijkt er dus op dat schandalen over bloedbaden en mishandelingen, wreedheden dan wel martelingen zich niet kunnen ontwikkelen zonder het doorzettingsvermogen van onderzoeksjournalisten à la Seymour Hersh of Jan Hoedeman. Zij hebben de tijd, de contacten en de fijne neus om de juiste bronnen en documenten aan te boren. Maar zonder de kracht van het medium fotografie en televisie die de wandaden illustreren, en de overtuigende klokkenluider en ooggetuige die het ook wil vertellen, blijft het een moeilijke zaak voor een schrijvend journalist om momentum te genereren voor zo’n heftige beschuldiging, waarbij het in het geval van Hoedeman alleen bij een beschuldiging is gebleven. Het algemene politieke klimaat moet er ook naar zijn, natuurlijk. My Lai gebeurde onder president Johnson, maar de climax kwam tijdens de rechtszaak tegen ‘rotte appel’ Calley in 1970, onder de gehate president Nixon. In 2006 was Irak, mede vanwege Bush en vooral vanwege Abu Ghraib, in Nederland onpopulairder dan ooit. Vandaar wellicht dat sommige kranten, zoals NRC Handelsblad , bij een samenvatting van deze primeur over ‘onze jongens’, de verschrikkelijke icoonfoto’s zetten van Abu Ghraib – de ‘hondenfoto’ van soldate England en die van de gevangene met de lap op zijn lichaam waaronder elektrische draden zijn vastgemaakt. Deze vorm van guilt by association zou nu ook een excuus waard zijn.Lezing van de rapporten versterkt de indruk dat de primeur van de Volkskrant zo veel effect had door de associatie met Abu Graib, de frustratie over de toenmalige deelname aan Irak überhaupt, en het feit dat deze vijf dagen voor de verkiezingen werd gebracht. Wie de rapporten van beide commissies vergelijkt met bijvoorbeeld The Abu Ghraib Investigations van S. Strasser moet het volgende concluderen: van hogerhand werden de meest walgelijke praktijken verordonneerd aan de Amerikaanse soldaten in Irak in de omgang met de gevangenen, waarbij vergeleken de Nederlandse militairen bijna Florence Nightingale-types zijn. En ook: dat Abu Ghraib uitmondde in de veroordeling van enkele ‘rotte appels’, England en Graner, en dat de hoog geplaatsten vrijuit gingen – what’s new.Maar ook, dat de gisteren gepresenteerde rapporten juist de oorzaak van wat er wel mis ging, bij de organisatie in Den Haag leggen. Dat is winst, ook van die gestruikelde ‘primeur’.
Henri Beunders is hoogleraar geschiedenis van maatschappij, media en cultuur aan de Erasmus Universiteit. Marjolein Vos heeft een masterthesis geschreven over Seymour Hersh, onthuller van My Lai en Abu Graib.
Link naar bron